Het moet ergens eind 2010 geweest zijn. Ik zit verveeld op de bank te zappen. En hoor ineens de Rotterdamse tongval van tv-kok Herman den Blijker. Hij probeert een restauranthouder uit Zeeland uit te leggen hoe je een pizzeria runt. Omdat die man de tips allemaal wat moeilijk lijkt op te pakken, nodigt Herman ‘m uit mee te gaan naar Verona. Het gedruppel op de vloer dat dan hoorbaar wordt is het water dat uit mijn mond loopt, bij het zien van de beelden uit restaurant “12 Apostoli” (spreek uit: dodici apostoli)
Ik app meteen mijn grote vriend Bas de Griek: “Zappen naar RTL 4. Nu. Volgende bestemming: Verona”. Wij genieten begin maart graag van een weekendje Italië. Van de zon die daar dan vaak al schijnt, van heerlijke wijn en maaltijden en om (bedwelmd door alcoholische nevelen) oeverloos slap te ouwehoeren. Al ontkennen wij dit tegenover intimi in alle toonaarden.
Verona is de stad van amore, die kun je er letterlijk aanraken! In de Via Capello staat het bronzen beeld van Julia, bekend uit Shakespeare’s Romeo en Julia. Wie over haar rechterborst wrijft zal geluk vinden in de liefde. Ik besluit het zekere voor het onzekere te nemen, maar na een stief kwartiertje wrijven word ik door een boze menigte gemaand op te hoepelen.
Ook niet erg. Via statige gebouwen, cipressen en chique winkelstraten belanden we op een plein, waar een prachtig Romeins Amfitheater staat, gebouwd in de eerste eeuw na Christus. We drinken er wat en dan keren we terug naar ons hotel, waar mij een pittige taak wacht. Ik heb een paar woorden Italiaans geleerd, en besluit te gaan reserveren bij de “12 Apostoli”.
“Vorrei prenotare una tavola per due, stassera, otto ora”, zeg ik nonchalant in de telefoon. De jonge, bloedmooie receptioniste kijkt me bewonderend aan. Ik wou dat ik nog een half uurtje extra had kunnen wrijven over Julia, wie weet was het dan wat geworden. Maar ach, WTF, we gingen we eten in de “12 Apostoli”.
EN TOEN HADDEN WE NOG GEEN IDEE DAT DE AVOND EEN VERRASSENDE WENDING ZOU NEMEN..
Ach, alleen de entree al. De “12 apostelen” bevinden zich in een sprookjesachtig hofje. Twee grote planten naast de houten voordeur met de glazen ruitjes, midden boven de poort een grote lantaarn. Eenmaal binnengekomen vergaapten we ons aan de etageres met vers fruit en fraai uitgestalde desserts.
We schuiven aan op onze oranjegekleurde stoelen, waarvan de poten zacht schuiven over de perfect geconditioneerde mozaiek vloer.
Limoncello? Wij dachten van wel. Glaasje wit, ik meen een Garganega in afwachting van de primi piatti. Heerlijk. Even de hoofdgerechten vergeleken, de vriendelijke ober is het met ons eens: Dit schreeuwt om een Amarone. Als we bij het hoofdgerecht zijn en de tweede fles doorkomt, raak ik in een geanimeerd gesprek met een oudere man aan de tafel naast ons. Perfect gesoigneerd. Net als zijn vrouw. Hij lijkt op Berlusconi. En hij is een ware fan van Il Cavaliere.
Voor we het door hebben zijn we toe aan het dessert. dat wordt op rijdende plateaus naar ons toe geschoven. Maar ja, wat drink je daar nou weer bij. De advocaat weet raad: Grappa. De vriendelijke ober heeft nog een extraatje in petto, creme limoncello. Maar of we niet eerst even de wijnkelder willen zien.
Nou, dat willen we. Die blijkt onder het restaurant gevestigd. Ongelooflijk, we dalen af in een koele kelder, met onafzienbare rijen mooie wijnen. Wat de beste man allemaal verteld heeft, ik zou het na alle versnaperingen niet meer helemaal weten. Wel zijn we nog op de foto gegaan met een grote kartonnen pop, een afbeelding van Henry Winkler. Jawel, The Fonz. Fonzie. Wat oudere lezers kennen de acteur vast nog uit de serie Happy Days. Fons blijkt een fan van de 12 Apostoli. Wij ook!!!
Omdat het na al die indrukken vast moeilijk wordt om in slaap te vallen, nemen we een afzakkertje op een plein. We zitten nog maar net, als al schreeuwend en wild gesticulerend een graatmagere Italiaan naar ons toekomt. Met een wilde blik in zijn uitpuilende ogen. Uit zijn oerkreten menen we te begrijpen dat hij wil weten waar we vandaan komen: Olanda. Dit bericht wordt hoogst blijmoedig ontvangen. “Feyenoord,” brult hij. “Io tifo Feyenoord.” (ik ben voor Feyenoord) Al komt deze mededeling wat onverwacht, ik vind het prima, ik namelijk ook! Mijn goede vriend Bas de Griek niet, maar, dat mag de pret niet drukken. Onze nieuwe beste vriend roept nog een paar keer knetterhard “Feyenoord” en verdwijnt dan. (Excuus voor bijgevoegde foto van het plein, het was laat en ach, we hadden een glaasje op, zeg maar...)
“Compleet doorgesnoven,” zeg ik. “Volkomen gestoord,” denkt Bas de Griek. We schieten in de lach en dan horen we vanuit de verte opnieuw angstaanjagend geblèr. Het zal toch niet? Ja hoor, daar is-tie weer. Hij heeft nu ook iets in zijn handen, wat een plastic bakje blijkt te zijn. Daarin heeft hij een paar stukjes stokbrood gelegd, naast een flinke dot… kaviaar.
Het zou natuurlijk ronduit onbeleefd zijn hem hiermee te laten zitten, dus bestellen we maar een karaf wijn, drie glazen en beginnen te genieten. Onze tafelgenoot is overmand door emoties (of paddo’s) inmiddels in slaap gesukkeld. Als de karaf leeg is, besluiten we toch maar naar ons hotel te gaan. We schrijven “Mille Grazie KAMERAAD” op een servetje, wat we in de handen proppen van de snurkende inwoner van Verona. Toch wrang, realiseer ik me als we weglopen: Uitgerekend in de stad van amore zit ik met een knotsgekke vent over voetbal te ouwehore.
Comments